Tip 1: Polaroid bril
Succesvol struinen staat of valt met het vinden van de vis. Door ‘bruto vistijd’ te investeren in het zoeken en observeren, is het rendement van de ‘netto vistijd’ uitzonderlijk hoog. Je vist in de nabijheid van (azende) karper en bent dus effectiever. Ga op zoek naar signalen van karper: buigende rietstengels, schuimplakkaten, modderwolkjes, bewegende leliebladeren, deining in de oeverzone en natuurlijk zwemmende of tussen de waterplanten hangende karper.
Voor dit laatste is een goede zonnebril met polariserende glazen onontbeerlijk. Die haalt de schittering van het wateroppervlak weg, waardoor je beter en dieper het water in kunt kijken. Doordat je meer ziet, leer je bovendien ook veel over het gedrag van de karper. Kortom: altijd een Polaroid bril mee.
Tip 2: snel switchen
Beperk jezelf nooit tot één techniek, maar zorg dat je altijd snel kunt wisselen. Van drijvend naar zwevend aas of juist met de pen op de bodem vissend. Struinen is inspelen op de omstandigheden. De karper die tijdens het oppervlaktevissen stoïcijns bij de bodem blijft hangen, laat je immers niet lopen. Zeker in helder water kun je in de oeverzone ook op ‘half water’ en nabij de bodem zien wat de vis doet.
Blijft de vis aan het oppervlak hangen als je met de pen vist? Voer dan wat brokken, knip je penmontage af en monteer een haak plus baitband. Zwemt de vis op half water? Stel je pen dan zo af dat je aas op ongeveer 40 cm onder het wateroppervlak hangt. De drijvende broodkorst is door hem nat te maken en daarna voorzichtig uit te knijpen overigens zo om te turnen in een langzaam zinkende vlok of zompige, zwevende korst.
Tip 3: stealth modus
Struinen is jagen. Daarbij is het de kunst om je beoogde prooi niet te verjagen. Zorg dus dat je niet opvalt aan de waterkant. Let er bijvoorbeeld op dat je de zon niet achter je hebt, zodat je eigen schaduw en die van je hengel niet pontificaal op het water vallen. Blijf daarom ook zo laag mogelijk bij de grond. Pas ook op met glimmende objecten die zonlicht weerkaatsen.
Houd verder gepaste afstand van de oever en beweeg je sluipend voort. Ook in het water trek je deze lijn door. Bied je aas daarom zo aan dat de vis dit als eerste tegenkomt in plaats van je lijn. Werp je aas dus een paar meter voor de vis, in de baan van de zwemrichting. Laat de lijn daarbij weglopen in het verlengde van de kijkrichting van de vis. Het op waterplanten draperen van je lijn is ook een goede truc om de vis niet te laten schrikken.
Tip 4: gebruik wormen
Karper is verzot op wormen. Vooral in het voorjaar, bij het struinend karpervissen op de wat schuwere polderkarpers kan een worm de dag vaak redden. Nukkige polderkarpers die normaliter louter op natuurlijk voedsel azen, zijn soms moeilijk te verleiden met maïs of ander karpervoer. Maar een penetrant geurende, druk kronkelende mestpier pakken ze vaak alsnog.
Tip 5: ook met slecht weer
Slecht weer bestaat niet, slechte kleding wel. Dit geldt ook voor het struinen. Na een warme periode kan een frisse, regenachtige dag juist wonderen doen. Regen is voor jou vervelend, maar de vis is toch al nat. Bovendien kunnen regenbuien het geurspoor van drijvende hondenbrokken juist sneller verspreiden. En ook op bewolkte dagen aast de karper aan het wateroppervlak of onder het kantje – niet zelden zijn dit soort dagen het productiefst.
De enige spelbreker bij het oppervlaktevissen is de wind. Een te harde wind bemoeilijkt het werpen en de golfslag maakt het lastiger om de vis te vinden. Toch kan de wind op langgerekte of grote wateren ook in je voordeel werken. Een portie hondenbrokken verspreidt zich zo vrij snel over het water en daarmee over aanwezige karpers. Met penvissen zit je bovendien gebakken op de windkant. Zeker in de ‘vuilhoekjes’ schooiert dan altijd wel karper rond.